Homeopathie

Homeopathie

Samuel Hahneman (1755-1843)

Hahneman is de grondlegger van de homeopathie. Zijn waarneming dat een stof die symptomen teweegbrengt bij een gezond persoon, soortgelijke symptomen geneest bij een ziek persoon bracht een nieuwe geneeskunde tot ontwikkeling. Sindsdien is er heel veel onderzoek gedaan naar de werkzaamheid van deze methode en keer op keer wetenschappelijk bewezen (Dr. Roel van Wijk e.a.).

Banerji-artsen

De homeopathie is verder doorontwikkeld door o.a. de Banerji-artsen uit India die de resultaten met regulier Westers wetenschappelijk onderzoek hebben gestaafd. Deze artsen hebben voor ernstige ziektes in drie generaties zeer werkzame protocollen ontwikkeld met opmerkelijke resultaten zie
ook: http://www.banerjiprotocolsnederland.nl.

Homeopathie en Bioresonantie

De frequentiespectra van homeopatische middelen kunnen worden gedigitaliseerd en ingevoerd in de bioresonantie-apparatuur. Op deze wijze kan ook digitaal met homeopatische frequenties worden gewerkt. Met elektro-acupunctruur meten wij uit of een middel ook werkelijk resoneert c.q. “past” zodat lange zoektochten naar ”het juiste middel” verleden tijd zijn geworden. Een uitgebreide en gedetailleerde anamnese is nog steeds een belangrijke informatiebron om het ”juiste middel” te kunnen selecteren. Wanneer het homeopatische middel overeenkomt met (alle) ziekteverschijnselen dan kan een (acuut)probleem zeer snel verholpen zijn.

De werking van homeopathie

Een(complex) homeopathisch middel kan gemaakt zijn van:

  • planten
  • mineralen
  • ziekteverwekkers

De grondstoffen van homeopathische middelen worden opgelost, verdund en geschud. Uit deze verdunning wordt weer wat materiaal genomen en weer in een verdunning gezet en geschud. Het aantal schuddingen en verdunningen bepaalt de potentie. Naarmate de potentie hoger is, is het trillingsgetal hoger en er minder “stof” aanwezig. Daardoor werkt het dieper in op de cellen. Er wordt een stof gekozen die dezelfde verschijnselen veroorzaakt als de ziekte (similia-principe). Hierdoor komt de opgeslagen en gestagneerde celinformatie in beweging en wordt het ziekteproces opnieuw doorleefd en kunnen de symptomen verdwijnen.